Over hoofddoeken, secularisme en het recht

Deze week heeft het Europese Mensenrechtenhof een einduitspraak gedaan in zaak 64846/11 van Ebrahimian vs. Frankrijk. De klacht stamt al uit 2001. De zaak draait om de rechtmatigheid van ontslag van een maatschappelijk werkster in een Frans ziekenhuis omdat ze haar hoofddoek niet wilde afdoen in een staatsziekenhuis. Aangezien Frankrijk een seculier land is, de laïcité is een van de grondslagen van het land, is het niet toegestaan religieuze herkenningstekenen te dragen, zoals een kruisje, een keppeltje of een hoofddoek. Mevrouw Ebraihimian was het daarmee oneens en vocht totenmet het Europese Mensenrechtenhof.

De Grand Chamber van het Hof heeft Frankrijk in het gelijk gesteld: het is toegestaan om van werknemers te eisen dat ze hun religie voor de privésfeer bewaren, althans deze niet op het werk uiten. Het gaat om het beschermen van de rechten van anderen.

With regard to the question whether the interference was necessary in a democratic society for the protection of the rights and freedoms of others, the Court found that the requirement of neutrality of public officials could be regarded as justified in principle: the State, as employer of the applicant in a public hospital, could consider it necessary that she refrain from expressing her religious beliefs in discharging her functions in order to guarantee equality of treatment of patients.

Het zou de gelijke behandeling van patiënten beter beschermen en het Hof ziet het als proportioneel en de staat was niet buiten zijn boekje gegaan, bleef binnen de margin of appreciation, de ruimte voor eigen interpretatie.  Daarmee is voor het hof de kous af.

Hier botsen dus een aantal zaken: het individuele recht op vrijheid en privacy (gedefinieerd als vrijwaring van bemoeienis met iemands religie), de staatsinrichting van seculariteit en de kwestie van uniciteit of multipliciteit, afwezigheid van tekenen of juist een veelheid.

Op andere plaatsen en in landen waar de seculariteit niet in het nationale DNA zit, bijvoorbeeld zgn. areligieus Nederland, zijn er te langen leste nu opties waardoor een individu zhaar levensovertuiging kan tonen in het werk. Nederland kende (!) politiefunctionarissen met hoofddoeken, tulband. Sinds 2011 niet meer. gewone ambtenaren mogen wel zulke tekenen dragen. In Amsterdam zie je regelmatig vrouwen in lange rokken en met hoofddoek op. Ieder moet zich evenwel aan de wet- en regelgeving houden. Daar is geen uitzondering op. Dat is ook de reden dat de “weigerambtenaar”, die geen huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht/gender wil afsluiten, aan een uitstervingsbeleid is onderworpen: geen nieuwe aanstellingen na vertrek.

Ik concentreer me hier op de laatste vraag: wat is er te zeggen voor uniciteit, uniformiteit en wat spreekt er voor diversiteit van uitingen? Uniformiteit is gemakkelijk, je ziet in één oogopslag dat iemand een officieel Functionaris is, en de gedachte is dat uniformiteit leidt tot correcte een eenduidige behandeling, uitvoering van wet- en regelgeving. Dat stellen we in principe ook op prijs. Weten dat je netjes volgens de regels wordt behandeld, vooropgesteld dat de regels eerlijk zijn. Iemand die ene hoofddoek draagt, een keppeltje, een tulband of een kruisje, wordt gedacht niet per definitie neutraal te zijn. Die gedachte is incorrect. Iemand kan gelovig zijn zonder uiterlijke tekenen en vooroordelen hebben, en omgekeerd: zichtbaar religieuze mensen kunnen probleemloos alle relevante regels opvolgen en de klant/burger een eersteklas behandeling geven. haat tegen gelijke behandeling van mensen is tegenwoordig zichtbaar gedeeld dwars door alle klassen en geloven heen.

Dan is het accepteren van individuele uiting van groepslidmaatschap een betere weg misschien. Iemand kan met een tulband aangeven Sikh te zijn en zich aan de regels van dit geloof te houden. Mits de tulband maar netjes, ’toonbaar’ is. de traditionele dolk wordt doorgaans niet op prijs gesteld en doorgaans is dat ook geen issue. In Nederland is het een privilege gewapend te mogen zijn. Het is mij in elk geval niet overkomen dat ik joodse mannen met tsitses onder uit hun kleding op het werk heb gezien, keppeltjes wel. Een pruik, zoals veel traditioneel joodse vrouwen dragen is geen issue en geldt ook niet als hoofdbedekking. Niqaabs kwamen tot voor kort nog wel voor, maar wegens zichtbaar en herkenbaar moeten zijn op het werk en zeker ook de nodige islamofobie, is dat uit het arbeidsleven verdreven.

Sprekend over Nederland – andere situaties ken ik niet goed genoeg – zijn ongeveer de enige issues die op enige schaal naar buiten komen omtrent hoofdbedekking en ongewenst gedrag op het werk juist de wrevel en de irritaties van hier geboren niet-islamitische personen jegens de hoofddoekdraagsters. Er zijn gesluierde vrouwen en behoofddoekte vrouwen die wellicht een man op een afstand houden en er zijn gesluierde vrouwen die ook niet mogen werken van man, geloof of staat (hier wegens het gesluierd zijn). In het publieke discours komen deze echter niet frequent meer voor.
Traditioneel kiest Nederland meer voor ‘verdraagzaamheid’ die tot acceptatie en erkenning kan leiden, dan voor het verbieden. Als is dat sinds 2007 sterk aan het veranderen onder invloed van rechts populisme en verharding van de overheid die meer een meer een repressieve en nachtwakersstaat wordt.

Om te weten of er een significant probleem is met religieuze kentekenen en ongelijke behandeling door diegenen, moeten we kijken naar wetgeving en kunnen zaken die het College voor de Rechten van de Mens, v/h CGB)  aanhangig zijn gemaakt. Oordelen ten nadele van de aangeefster/klaagster wil nog niet direct zeggen dat er onrecht is gepleegd te harer nadele. Mogelijk is ook een negatieve en te? strikte naleving van mogelijk incorrecte regels.

NASCHRIFT

Sinds 2019 kennen we een wet die het dragen van niqaabs en boerka’s (“gezichtsbedekkende kleding”, maar zeer specifiek op moslimdracht gericht)  verbiedt. Die totaal niet deugt, moreel noch juridisch. En sinds 2020 werd geconfronteerd met de Covid-19 pandemie waardoor iedereen met een mondkapje moet lopen  op veel plekken (zoals OV en ziekenhuizen) is die wet extra belachelijk en discriminerend. Want nog steeds mag een moslima geen gezichtsbedekkende sluier dragen maar móet ze in het openbaar een mondkapje dragen.
Als dit voor het ECHR onder de margin of appreciation blijft vallen, ben ik bang dat de progressiviteit van het Hof ook erg afhankelijk was van een specifiek generatie rechters en niet van een rechtstraditie. Wat het dan nog steeds niet goed maakt. Ik blijf van de traditie: Legal? Illegal ? Scheissegal!

(een eerste draft is geschreven in 205, en met enige bewerkingen uiteindelijk april 2021 gepubliceerd)