Ik houd best van Nederland. Dat gekke stukkie grond aan de Noordzee dat allang half was verzopen als we geen droogmaling hadden gehad. Als we niet die polders hadden gemaakt die ik politiek verdoem maar geografisch mooi vind. De heuvels in het zuiden, de bossen in het oosten.
Maar dat gaat dus heel duidelijk om de grond, en ook wel om de mensen – een forse minderheid en misschien een stukje zwijgende meerderheid die niet zo nodig hun stem hoeven te verheffen, of het te druk hebben daarvoor met zwoegen.
En de prachtige luchten die je hier hebt, Alleen vergelijkbaar met Patagonië.
Maar de staatsinrichting en het culturele klimaat hier dat maakt dat ik regelmatig me afvraag waar ik heen kan gaan. Maar ja tussen droom en daad … Een nieuwe lente een een nieuwe geluid is niet voorbehouden aan Gorter of GroenLinks
Ik heb op dit moment gelukkig een prima plek waar ik kan vechten tegen de bierkaai, hem kan kietelen en waar ik met de mijnen de regenten van de stad regelmatig verantwoording vraag af te leggen. En samen met de bewegingen waarmee ik voor een eerlijk en mens- en milieuvriendelijke stad en wereld vecht, blijf ik zingen en demonstreren en staken en knokken.
Want we zúllen winnen!
Zeker als jullie meevechten. Opstaan – al dan niet letterlijk. Je laten horen. Luid Nee zeggen tegen de verdelging van de wereld en dit mooie landje met zn botte honden. Werken aan die andere wereld.
En dan zullen we zeker winnen.