Tag archieven: dood

Bij de dood van mijn vader

In de vroege ochtend van 10 januari 2020 is mijn vader na een kort ziekbed overleden. Hij had bij een val in huis een gebroken schouder opgelopen en een gebroken bovenbeen, een nog een longontsteking op de koop toe. Het herstel werd hem al snel te zwaar en hij besloot dat het mooi was geweest. Na de eerste palliatieve pijnbestrijding was sedatie eigenlijk niet eens meer nodig: hij ging al. Donderdag 16 januari is hij begraven.

Een van de liederen die in de uitvaartdienst gezongen werden, is een lied van Huub Oosterhuis: Lied aan het Licht. Het is een van mijn lievelingsliederen in het genre.

Licht dat ons aanstoot in de morgen
voortijdig licht waarin wij staan.
Koud, één voor één en ongeborgen
licht overdek mij, vuur mij aan.
Dat ik niet uitval,
dat wij allen
zo zwaar en droevig als wij zijn
niet uit elkaars genade vallen
en doelloos en onvindbaar zijn.

Licht van mijn stad de stedehouder
aanhoudend licht dat overwint.
Vaderlijk licht, steevaste schouder,
draag mij, ik ben jouw kijkend kind.
Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen
of ergens al de wereld daagt
waar mensen waardig leven mogen
en elk zijn naam in vrede draagt.

Alles zal zwichten en verwaaien
wat op het licht niet is geijkt.

Taal zal alleen verwoesting zaaien
en van ons doen geen daad beklijft.
Veelstemmig licht, om aan te horen
zolang ons hart nog slagen geeft.
Liefste der mensen, eestgeboren,
Licht, laatste woord van Hem die leeft.

Er zijn diverse mooie gezongen versies online te beluisteren. De tekst die volgt is de herinnering aan de inspiratie die hij voor mij altijd is geweest

Ik heb veel goede herinneringen aan mijn vader. Ad was een lieve en zorgzame man. Die op zijn manier voor iedereen klaarstond. Mijn ouders hebben de nodige bijzondere mensen in huis gehad. De overlevende vriend van mijn moeders oudste broer kwam vaak over de vloer, een ‘suikeroom’ die een oud-overbuurjongen van mijn moeder was, een oude boer met z’n hondje, die ze hadden leren kennen: allemaal wonderlijke kostgangers van Onze Lieve Heer.

Mijn sociale bevlogenheid komt dus niet uit de lucht vallen, al wil ik zeker niet zeggen dat ik die alleen van Ad heb. Maar het grote verschil ligt in Ads zeer warme benadering van mensen, waardoor zoveel anderen hem ook bewonderen. Die kwaliteit heb ik altijd in hem gewaardeerd. Naast zijn liefde überhaupt.

Het was begin van mijn middelbare schoolleeftijd, wanneer een ieder zich ieder gaat ontwikkelen, dat mijn ouders zich verder openden naar de wereld, van standaard-gereformeerden naar meer oecumenisch geïnspireerd. Een groot deel van de buitenwereld ontging mij in die dagen nog, maar ik had bij mijn grootouders altijd een fascinerend rouwtegeltje gezien met de twee vermoorde Kennedy’s en ds. King. Het journaal bracht mij op de hoogte van de militaire dictatuur in Chili, waarvan de erfenis het land nu tot oproer brengt. En van het vertrek van de VS militairen uit Vietnam in 1975, tot aan Watergate en walvisjacht. Ik las vanaf mijn veertiende boeken over geweldloosheid en dr. King.

Toen Ad meehielp de kerkelijke werkgroep Chili op te richten werd ik vaak geconfronteerd met verhalen over wat er daar speelde. Goede geschiedenisles op school hielp ook de wereld verder te begrijpen en daarmee mijn ouders ook weer verder te helpen daarin.

Ad, en ook Hennie, die twee waren als Jut en Jul, niet uit elkaar te krijgen; samen gaven ze op hun manier het voorbeeld, ze leefden voor hoe je – avant la lettre het Goede Leven, el buen vivir kon leven. Ze leerden ons solidariteit.

Via de oecumenische werkgroep, die de mede-aanstichter was van al het sociale goed dat mijn ouders beoogden en deden, kreeg ik ook het perspectief van een heel andere manier van leven dan simpelweg als een gezin. We maakten kennis met het Rosenstock Huessy-huis, een filosofische leefgemeenschap in hartje Haarlem. Ik vond het prachtig en had er graag gewoond, maar die sprong durfden Ad en Hennie niet te maken. Wel leefden ze later een paar jaren in een oecumenische woongroep in Heemstede.

Mijn genderverandering naar Judith heeft hij goed opgepakt, alleen mijn doorgroei naar Vreer kon hij helaas niet aan. Dat is wel een lastig punt geweest. Verder interpreteer ik zijn liefde, zijn naastenliefde, zijn onbaatzuchtigheid, als radicale liefde. Zeker niet onkritisch, maar altijd gericht op het goede. Wat ik nu in de praktijk breng door mensen BIJ1 te brengen. Mede door mensen als Ad zijn wij BIJ1 en gebruik ik de mij voorgeleefde liefde om nog meer mensen BIJ1 te brengen. En dat voorbeeld, daarvoor ben ik hem eeuwig dankbaar.”

BEgraafplaats met heuvelige, groene grond, bomen en enkele graven

Onder het spelen van Huub Oosterhuis’ hertaling van Psalm 126 – “Als God ons thuisbrengt uit onze ballingschap, dat zal een droom zijn” – ging hij naar z’n laatste rustplaats. Ik hoop dat hij thuis is.

Poes in het laatst harer dagen

Al jaren heb ik een of meer katten. De eerste kwam aangelopen. Koos mijn huis aan zijn verblijfplaats. Flinke korst op z’n rug, pluizig: alle veertien dagen die ik hem gaf om te besluiten waar ie ging wonen kwam ie bij mij op bed slapen. Goed voer en aandacht zijn voor kattenwat Pokon is voor planten. Hij heeft het nog een jaar of wat uitgehouden, deze kat-die-alles-zag. Zijn naam was Reus.Nadat de rouw voorbij was ben ik naar het asiel gegaan met mijn vreerfemme – van wie een kat helaas ook het leven gelaten had – en heb daar twee katen meegenomen. Het idee was: twee is beter dan een, dan is katlief niet alleen. Mojo, de zwartwitte kater (grote witte bef en witte sokken, geëinteresseerde blik) is een jaar of twee bij me gebleven. Toen kreeg ziekte de overhand: acute vlooienallergie, snelle vermagering en al snel vond ik hem ’s morgens onder mijn leunstoel – overleden. Dikkie, de gitzwarte mollige poes bleef – uitermate content het rijk alleen te hebben – over.Ondertussen zorgde een noodgeval ervoor dat mijn huis gevuld werd met drie (!) extra katten: Chester, een prachtige zilvertabby – nicht van hier tot de overkant; Jade, – een karaktervolle schildpadpoes; en Petertje – een rode jonge kater die met Chester concureeerde om aandacht. Alle vier ging niet, dus Chester en Petertje zijn verhuisd. Bleven over Jade en Dikkie – een onwillig katenhuishouden. Alsof twee maîtresses vechten om hun mens. Langzaam maar zeker ontstond er door wederzijds nadrukkelijk en strategisch negeren, een zorgvuldig opgebouwde status quo. Die heeft een jaar of drie geduurd. Toen begaf Jade het.Ik was op reis en zat in het niemandsland tussen Bolivia en Chili. Dringende SMSjes gaven aan dat er thuis iets ernstig mis was. De laatste weken voor mijn vertrek viel me al op dat ze magerder was geworden en heel vaak mijn aanwezigheid zocht. Uiteindelijk heeft ernstig kaliumgebrek haar de das omgedaan. Door acute suiker of anderszins – veel heeft het niet uitgehaald. Haar laatste dagen heeft ze in de spoedkliniek moeten slijten. Zonder mij – dat doet nog steeds zeer.Dikkie web klEn nu is het langzaamaan de beurt aan de laatste musketier. Tweeënhalve week geleden vond ik Dikkie in de badkamer, bij haar eigen ontlasting. Poes opgeraapt en naar de dierarts. “Voor dit diertje kan ik geen wonderen verrichten”,” zei hij. Ze heeft veel gezwellen in haar buik en verder is ze erg vermagerd. De laatste jaren is ze ook meer en meer van kleur verschoten: nu is haar romp al tijden (vooral ’s zomers) vooral roodbruin, alleen haar kop en poten zijn nog zwart. De karakteristieke schuinstaande ogen zijn donkerder geworden.Ze is een die-hard. Langzaam gaat het slechter, maar ze is er nog steeds. Blèrt om eten zodra ze in de gaten heeft dat ik thuis ben, jat boter en moet veel aangehaald worden – ze heeft ook enige ondertemperatuur. Afentoe schrik ik flink, maar dan blijkt ze later toch weer terug te komen. Ze klimt ook nog – zij het met toenemende moeite op palen en springt op tafels. Om te zien of ik er ben dan wel bij mij en/of eten te komen ;o)Wekelijks denk ik dat we nog maar een paar dagen van het einde verwijderd zijn. Maar kennelijk geeft Dikkie zich niet zomaar gewonnen. Jarenlang het fort bewaken tegen indringers van welke soort ook (bijv. bezoekende honden, andere katten) is geen taak waar pensioen aan vast zit; dat doe je tot je er bij neervalt.Dit is geen in memoriam voor mijn katten. Veeleer is het een lofzang op de hardnekkigheid waarmee sommigen voortleven. Reus legde ook pas zijn kop te rusten toen Hannah en ik terug waren van vakantie, in 1997. Eerst moest hij nog afscheid nemen van de buurtgenoten waar hij verbleef, eten gapte en in slaap viel als hem dat uitkwam. Tóen pas heeft hij de geest gegeven. Dat getuigt van karakter.Straks ben ik een weekje weg en ik vraag me af of Dikkie er dan nog zal zijn. Ik hoop het.Reus? ¡presente!Dikkie? ¡está!vreer luistert: Denkmal van Wir sind Helden